Celibaat (2)

Vorige week bekende ik naar aanleiding van mijn optreden als monnik in de IJsselsteinse Kloosterspeeltuin mijn ongeschiktheid voor het celibaat, vanwege mijn fascinatie voor vrouwen.

Ik ben van jongs af aan gewend om vrouwen op een voetstuk te plaatsen, iets wat op gespannen voet staat met de huidige tijdgeest. Bijna alle vrouwen worden tegenwoordig vroeg of laat geconfronteerd met grensoverschrijdend gedrag. Op straat, in de werksfeer en in het uitgaansleven.

Ik vraag me wel eens af hoe groot dit probleem is in mijn woonplaats IJsselstein. Hufterigheid tegenover vrouwen heeft overigens niets te maken met opleidingsniveau, getuige de ‘bangalijsten’ die onlangs bij het Utrechtsch Studenten Corps opdoken, na eerder vergelijkbare incidenten bij andere corpora.

Ik ben zelf lid geweest van het Delftsch Studenten Corps en heb in die omgeving vrouwen altijd met respect behandeld. Wie mij vergezelde naar een galabal, in een lange galajurk en heerlijk geurend opgedoft, was in mijn ogen een prinses, ook in de alledaagse omgang was respect mijns inziens vanzelfsprekend. Ook voor mijn toenmalige vriendenkring kan ik in dat opzicht mijn hand in het vuur steken, net als voor mijn studentenhuis.

Dat huis was overigens gemengd; meisjes en niet-corpsleden, wat een gunstig effect had.

Dat het tegenwoordig vaker mis lijkt te gaan in het studentenleven heeft wellicht te maken met de structurele verruwing van de maatschappij én de kortere studieduur. De bedaagde ouderejaars in de sociëteit die sigaren rokend vanuit zijn lederen fauteuil bij de haard jonge honden tot de orde roept, is helaas uitgestorven.